Betekenis vind je vooral in eigen ervaringen
Er is veel te leren uit boeken, oude bronnen en religieuze tradities. Maar een mens leert het meeste van zijn eigen bijzondere ervaringen. Doe die daarom zoveel mogelijk op.
“Hoe is het met je?” vroeg ik aan een vriend, op anderhalve meter afstand. “Het leven is een mand vol eieren: zoals het ene ei lijkt op het andere, zo lijken de dagen op elkaar”, verzuchtte hij.
Zonder evenementen, musea, concerten en bruine kroegen worden ervaringen ongetwijfeld minder markant, maar de vraag rijst dan toch snel wat essentieel is in ons leven. Anders gezegd: wat hebben we nodig om zin of betekenis te geven aan ons bestaan?
Het existentialisme zegt ons dat de zin van het bestaan niet aan ons wordt meegegeven vanuit de natuur, religie, God of de traditie, maar dat elk mens gedurende zijn leven zelf betekenis moet geven aan wat er gebeurt, aan wat er is. Er is dus geen heilsboodschap, geen zingevende Schepper, geen traditie om je aan vast te houden. Je zult zelf aan de slag moeten om in je eigen bestaan waarde te realiseren. Tegenover de leegte van het meegegeven materiaal staat dan de vrijheid om met eigen creativiteit en wilssterkte je eigen leven, samen met je intieme naasten, vorm, inhoud en vooral betekenis te geven.
Tegenover het existentialisme staat voor veel christenen het in de kerk verankerde geloof in God, Christus, de Bijbel en eventueel de kerkleer, overgedragen in liturgische vormen, prediking, gezang en gebed. In deze traditie is de zingeving, de betekenis van het leven, in essentie vastgelegd door God in de schepping. Het is beschreven in de Bijbel en geopenbaard in momenten van verlichting van boven. Ook in andere religies wordt waarheid en zingeving toegeschreven aan een hogere macht en is zingeving ‘voorgegeven’.
Situaties vol betekenis
In mijn vrijzinnige benadering wil ik graag aannemen dat er meer universele betekenissen van de dingen en de gebeurtenissen zijn. Dat ik als individu niet helemaal vanaf nul hoef te beginnen, maar dat ik waarde mag hechten aan betekenis die eerder door anderen is gevonden.
In die zin kan ik leren uit de traditie van het christendom en andere religies en wereldbeschouwingen, als ik daarin de zoektocht naar zingeving van al onze voorgangers empathisch, met respect en kritische afstand, meeneem. In die opvatting wordt in situaties betekenis aangereikt, die je dan wel moet herkennen en deels zelf moet invullen. Daarbij stel je je ervoor open dat ‘there are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy.’
Terugkijkend zijn er bij nadere beschouwing meerdere situaties geweest waarin ik betekenis heb gevonden, aangereikt heb gekregen, creatief heb ingevuld of misschien een combinatie daarvan. Ik wil ze hier kort beschrijven.
1. ‘Emma at work’
In het Emmakinderziekenhuis (tegenwoordig opgenomen in het AMC Amsterdam) worden onder meer terminaal zieke kinderen behandeld. Jonge kankerpatiënten en hun ouders krijgen hier de volle laag van het leven, als ze worden geconfronteerd met een zeer bedreigende ziekte. Wanhoop ligt op de loer.
Psycholoog Bob Last heeft met zijn team al jaren begeleiding gegeven aan patiënten en ouders om hen te helpen in deze zeer belastende situaties. Een van zijn benaderingen was om jonge patiënten met aanpassingen werksituaties aan te bieden (‘Emma at work’) zodat ze niet alleen getroost en geknuffeld zouden worden, maar ook zelf tot ontplooiing konden komen.
Vanuit de NS hebben wij aan dat project meegewerkt, en zo hebben we twee jonge meiden met ernstige ziekten geplaatst (met allerlei aanpassingen van werktijden en werkprocessen uiteraard) in een afdeling op Amsterdam CS. Een week na hun begin aldaar zocht ik hen op: Bijna triomfantelijk straalden ze uit: “Dit kan ik.”
Voor hen was de werkervaring een vorm van bevestiging, een tastbaar resultaat van hun opleiding en competentie, een bijdrage die ze konden leveren, een ontsnapping uit afhankelijkheid. Gewoon werk kreeg een bijzondere betekenis. Onverwacht bijeffect: de collega’s realiseerden zich op hun beurt ook ineens de potentiële waarde van werk!
2. Ochsenhofener Scharte
Op een zomerse bergwandeling in het Kleinwalsertal naderden we na een lange klim de pashoogte. Voor en achter ons torenden de bergtoppen boven ons uit. De adem werd wat zwaarder en de gids legde uit dat we rustig “trittsicher und schwindelfrei” moesten volhouden.
Vlak voor we boven waren pakte hij een steen van de grond en vroeg ons hetzelfde te doen. Toen we op de graat aankwamen ontvouwde zich een weids uitzicht. We zagen de Ifen, een ruige rotsformatie ver weg aan de overzijde, het ruime dal van het Schwarzwasser en al die ruimte om ons heen.
De gids legde de steen op een torenvormige stapel en wij voegden de onze daaraan toe: ‘hier ontmoeten de vaste aarde en de wind elkaar’. Die plotselinge ervaring van ruimte om mij heen, op een zeer begrensde plek waar ik tussen twee afgronden net kon staan, deelde ik met al die voorgangers die hun steen daar sinds eeuwen hadden gestapeld.
3. Opgetild worden in je missie
Eens in de paar jaar moet een CAO voor NS worden uit onderhandeld met vier vakbonden. Het is een geladen ritueel, waar veel van afhangt.
De werkgeversdelegatie wordt met zorg samengesteld, uitgebreid wordt bestudeerd wat nodig is en wat de marges zijn. Met de achterbannen wordt een mandaat besproken er worden een stuk of vijf rondes gepland en er worden mediatrainingen gedaan. Tenslotte is het dan zover: de eerste onderhandeling gaat beginnen.
Alle voorbereidingen zijn gedaan, en over een uur start het gesprek, dat ik moet voorzitten. De vakbonden hebben al een eerste provocerend perscommunique gelanceerd. Wat ga ik nu doen? Deze of gene loopt gespannen heen en weer, laatste notities vliegen over tafel, de facilitaire dienst wil weten of we vannacht doorgaan. Nee vandaag nog niet.
Ik wil tot een resultaat komen waarin de belangen van bedrijf en personeel evenwichtig zijn vastgesteld en waarin vakmatige eisen professioneel zijn verwerkt. Ik wil boven het gedoe, de stemmingmakerij, de altijd weer opgeklopte tegenstellingen proberen te blijven staan in de rol van voorzitter van het gesprek. Maar ik begrijp ook dat de vakbonden een tegenspeler nodig hebben in de rol van onderhandelaar namens werkgever(s).
Als de spanning zich opbouwt, wordt het onverwacht rustig in mijn hoofd: er valt niets meer te doen dan gewoon van start gaan en op het gevoel afgaan. Deze rol wordt nu even aan mij toevertrouwd. En iets, ik weet niet wat, laat me gewaarworden dat ik als het ware door mijn missie wordt opgetild. Niet alleen de teamgenoten om me heen die me steunen, ook iets onbenoembaars geeft me de rust en het vertrouwen ‘dat ik dit nu maar moet doen’.
Het gevoel blijft niet steeds aanwezig gedurende de onderhandelingsweken, maar het vertrouwen dat je niet alles op eigen kracht hoeft te doen blijft dat wel. Ik realiseer me dat mijn rol meer betekenis heeft dan het binnenhalen van een goed onderhandelingsresultaat, en ik voel mijn voorgangers in deze rol als het ware empathisch over mijn schouder meekijken.
4. De geboorte van onze zoons
Samen leef je toe naar het moment van de bevalling, al heeft mijn vrouw het natuurlijke primaat door de onmiddellijkheid van het dragen en voelen bewegen van het kind in haar buik. Door voorlichting en informatie weet je grotendeels wat je te wachten staat, maar op het moment dat de weeën beginnen raak je in een tunnel van fysieke ervaring en gedeeld gevoel.
Wij hebben het vier keer mogen meemaken, maar een routine is het op geen enkele manier geworden. Elke geboorte, elke zoon, is uniek. En vanaf het moment dat de geboorte voltooid is, is er een persoonlijkheid die zich manifesteert. Er is iemand die een eigen plek heeft, een eigen naam heeft gekregen van ons en voor wie je samen totaal verantwoordelijk bent.
Nieuw leven ook, waarvan de betekenis niet op te schrijven is, maar leven dat er zonder jou niet had kunnen zijn. Niet met die genen, niet met die unieke voorgeschiedenis. En tegelijkertijd nog helemaal blanco, met een schone lei.
Dichterbij komt de realisatie van de betekenis van leven niet. Niet in de zin van een definitie of een formule, maar wel in de zin van een impliciete, heel directe ervaring die je in een nieuwe rol zet: die van ouder van deze zoon, een verbond voor het leven.
Bijzonder is ook dat je uit het niets extra energie krijgt om de eerste zorg en de vooralsnog vrij slapeloze nachten te overleven. Bij het vooraf nadenken over de verantwoordelijkheid nemen voor het stichten of uitbreiden van een gezin, overheersen misschien de rationele afwegingen, bij de geboorte zelf word je opgenomen in een betekenisvolle beleving van vernieuwing en verbinding met een beginnend leven.
5. Ontslag nemen
Na de fusie van drie (!) Nederlandse bedrijven eind twintigste eeuw, kreeg ik een soort promotie tot duo-personeelsbaas bij de nieuw gevormde Handelsdivisie. Ik werd diep ondergedompeld in herstructurering, onderhandelingen met vakbonden, outplacement-trajecten, personele veranderingen en organisatiecultuurprojecten.
In drie maanden tijd hadden we, in een soort hogedrukpan, veel plannen uitgebroed en geïmplementeerd. Maar mijn nieuwe leidinggevende was een snoeiharde zakenman. Hij had weinig geduld met de zachtere kant van het personeelsvak. De eerste managementbijeenkomst van de top dertig vond plaats in het luxueuze Huis ter Duin in Noordwijk. Plannen werden over en weer gepresenteerd, en ook mijn harde werken werd beloond met positieve feedback.
Ik had in een roes geleefd en was blij dat we even de teugels lieten vieren. Bij het diner schoven ook onze partners aan, en na wat wijn begonnen de bovenbazen steeds uitbundiger te toasten op het succes van de fusie. Ze begonnen ook te flirten met elkaars dames en verder uit te pakken over het veroveren van de rest van de wereld. Ik was eindelijk ontspannen en behoorlijk tevreden met mezelf.
Na afloop om twee uur ’s nachts liep ik nog even met mijn vrouw over het strand en haar vier woorden waren in één keer volstrekt waar: “Jij hoort hier niet.”
Gebeurtenissen, opmerkingen, trucjes van drie maanden trokken in een ogenblik aan mijn geestesoog voorbij en ik realiseerde me op dat ene moment dat de cultuur van dit bedrijf de mijne niet kon zijn. Uit het negatieve realiseerde ik me welke betekenis (mijn opvatting over) personeelswerk had. En zag ik de conflicten met mijn nieuwe omgeving in dat aspect haarscherp voor me. Zeer kort daarna heb ik ontslag genomen, ook achteraf gezien mijns inziens een volstrekt juiste beslissing.
6. Het feest
We waren zo groen als gras. Mijn (jongens)dispuut had een meisjesdispuut uitgenodigd voor een dansfeest in een padvindershuis in Amsterdam-Oost. Er was bier en wijn, muziek en wat eenvoudige hapjes, maar er waren veel te weinig dames.
Na een telefoontje met een leuke vriendin, kwamen in twee taxi’s zes vrolijke studentes bij het feest aansluiten. De dansvloer swingde vrij snel, en in de rustige hoekjes werd vrijuit over de wereld gesproken.
Amsterdam ademde in de jaren zestig van de vorige eeuw vrijheid. Het Maagdenhuis was net bezet geweest, Phil Bloom had tv-kijkend Nederland in haar blootje geschokt, wij studeerden, debatteerden, werden verliefd en gingen de wereld veranderen. Er was een universele generatiebreuk: onze ouders begrepen er immers niets van.
Het feest werd roezig en onbezwaard zweefden we de diepe nacht in. Het gezelschap was deels onbekend, deels zeer vertrouwd, we wisten ons volstrekt veilig en volkomen vrij. Toen ik het leuke stille meisje, een van de zes, vroeg of ik haar achterop de fiets naar huis mocht brengen ‘wist’ ze al dat ze me vertrouwen kon.
Als we nu langs de plek van het vroegere padvindershuis fietsen, heeft het nog steeds betekenis. Het heeft een associatie met een onbezwaard feest, een unieke betekenis voor ons, meer dan een dierbare herinnering.
Het belang van echte beleving
Zo zijn er nog meer situaties geweest die voor mij vol betekenis waren of werden. Zoals het schrijven van mijn belijdenis, een wandeling langs de vloedlijn van de Noordzee, een sneldichtsessie op het Spui, een sensitivitytraining in een klooster in België, een strategiesessie bij Hoogovens met McKinsey, het luisteren naar de Bergrede op locatie aan het meer van Galilea, het lezen van het dagboek van mijn vader uit 1944 in Bremen. Te veel om op te noemen. Ik denk dat veel mensen zulke ervaringen hebben gehad.
Waar het mij om gaat is dat het voor het grip krijgen op zingeving nodig is om de situationele kenmerken van het verlenen van betekenis te pakken te krijgen. Als ik naar mijn ervaringen kijk zie ik een aantal kenmerken:
Discontinuïteit: Om betekenisvol te zijn vertoont een levensgebeurtenis discontinuïteit met het verleden; de ervaring betekent een sprongsgewijze verandering, een breuk met het verleden. Deze discontinuïteit markeert het bijzondere van de situatie.
Niet omkeerbaar: Als een gebeurtenis geleid heeft tot een bijzondere betekenisverlening of herkenning, dan is die ervaring niet terug te draaien. Er is een meerwaarde ontstaan die wel vergeten, maar niet ongedaan gemaakt kan worden.
Ongepland, onverwacht en buiten de routine: De gebeurtenis ligt niet in het verlengde van een ingeslagen weg, is niet een rechtstreeks gevolg van een geplande procesgang. Om betekenis te krijgen is een kwalitatieve breuk met het verleden nodig, een eenvoudige toevoeging van ervaring leidt niet tot betekenis.
Aanraking, keuze, erkenning: De gebeurtenis heeft een element in zich van aanraking ‘vanaf buiten’, iets van een hogere orde. Maar dat is gecombineerd met het inzicht van de mens dat hier iets bijzonders gebeurt, zodat die de keuze heeft om betekenis eraan te ontlenen en aan te geven.
Urgentie: De situatie doet zich niet vrijblijvend aan je voor, er is sprake van een zekere urgentie. Deze urgentie kan negatief zijn: er is een probleem, dat noopt tot het zoeken van een oplossing. Of het kan positief zijn: er is een creatieve impuls om iets te scheppen, een schilderij, een gedicht, een muziekstuk maken en/of uitvoeren.
Mijn aanname is dat zingeving en betekenisverlening op basis van zelf beleefde situaties veel en veel krachtiger impact hebben dan wanneer dit gebaseerd is op de overdracht van leerstellingen uit bronnen van anderen. Als je het zelf hebt meegemaakt, wint het bovendien aan inhoud.
Er is heel veel te leren uit het verleden, uit de tradities van de Schriften en de kerkleer, uit de wereldreligies, uit de filosofie, uit verhalen. Daar ligt een onmetelijke rijkdom, die ik hoogacht en die ik op geen enkele manier klein zou willen maken. Maar ik wil wel het belang van betekenis die ontleend is aan eigen ervaring onderstrepen.
Verken de wereld
Om het beste uit je levenservaring te kunnen halen lijkt het me goed om te zorgen voor een ruime ervaringsbreedte. Ga dingen doen en verken de wereld! Zet je zintuigen en bewustwording wijd open en durf jezelf open te stellen voor het bijzondere (niet te nuchter, niet te zwevend). Durf te investeren in relaties, maak contact en schenk liefde. Lees wat grote geesten geschreven hebben, maar laat je niet ondersneeuwen of imponeren. Doe ervaringen op en wissel gedachten uit met verwante geesten en onbekenden.
Als we meer doorgeven aan de generaties na ons dan wat we uit het verleden hebben meegekregen, als we eraan toevoegen wat we in onze eigen levenssituaties aan betekenis hebben gewonnen, dan wordt de wereld een steeds betere plek om te verblijven.
Geplaatst op 7 June, 2020
Essay 5 :Partnership in goede en slechte tijden
Bedrijven die samenwerken sluiten vaak een contract waarin de afspraken voor hun samenwerking staan. Maar als de nood aan de man is, komt het ook aan op vertrouwen in elkaar en wederzijds begrip.
Bedrijven leggen afspraken graag vast, maar moeten ook oog hebben voor de meerwaarde van hun partnership.
Een partnership is een samenwerkingsverband dat dateert uit de tijd van nog vóór de Romeinen. Het is vermoedelijk de oudste vorm van samenwerking buiten het familieverband. Een partnership spruit voort uit de wens om samen iets te bereiken. Dat is dan vervolgens in de praktijk op verschillende manieren vorm gegeven, maar er zijn wel een aantal algemene kenmerken te noemen. Ik heb daarvoor gebruik gemaakt van suggesties van Steven Schuit, hoogleraar Corporate Governance and Responsibility aan de Universiteit van Nijenrode uit een dialoog over de betekenis van partnership. Er is sprake van:
- twee of meer partijen / personen;
- een stabiele relatie voor een langere termijn;
- aandacht, zorgplicht, respect voor elkaars belang;
- gemeenschappelijk handelen op een afgesproken gebied;
- kosten en baten voor beide (of alle) partijen;
- een verbod op ‘concurrerend’ handelen, tenzij (deels) anders afgesproken;
- de mogelijkheid tot ontbinding (exit).
Partnership heeft ook betekenis gekregen als eigenschap van een samenwerkingsverband, van een contractuele relatie enzovoorts. In die betekenis wordt het begrip partnership ook wel gebruikt om kleuring en inhoud te geven aan een zakelijke overeenkomst.
Zakelijke dienstverlening
In de zakelijke dienstverlening, zoals verhuizen, beveiligen, catering, schoonmaken of uitzenden, zien we dat uitbesteding van taken vaak de vorm krijgt van een contract tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer, die dan tevens werkgever is van de dienstverlenende personeelsleden. Voor een bepaalde (en soms ook onbepaalde) termijn worden contractuele afspraken gemaakt over omvang en kwaliteit van dienstverlening, prijs per eenheid, controles, metingen, boetes en bonussen, termijnen, tussentijds overlegpatroon en wat al niet meer.
De laatste jaren zie je steeds vaker dat de te leveren kwaliteit wordt gedefinieerd in termen van Key Performance Indicators (KPI’s). Die worden met regelmaat gerapporteerd en vormen de basis van beoordeling, evaluatie en variabele beloning en / of boete.
Mede dankzij de verregaande juridisering van de zakelijke dienstverleningsmarkt is te zien dat bij aanbesteding (overheid) en contractsuitgave (bedrijfsleven) steeds bindender en strakker wordt gedefinieerd waaraan de contracten moeten voldoen.
Hoe krijg je als hotel gedaan dat de schoonmakers willen inspringen als er plotseling veel zieken zijn in de spoelkeuken? Hoe zorg je dat de verhuizer bij het contact met een ontredderde vrouw-des-huizes meer doet dan zijn checklist afwerken?
Tegelijkertijd is het voor het realiseren van toegevoegde waarde in deze dienstverlening heel erg nodig dat de contractuele relatie wordt ingevuld in een sfeer van partnership, die aanzienlijk verder gaat dan het wederzijds exploiteren van een kale ruilrelatie. Hoe krijg je als hotel gedaan dat de schoonmakers willen inspringen als er plotseling veel zieken zijn in de spoelkeuken? Hoe bevorder je dat de ingehuurde beveiliger bij Schiphol de reiziger bij de bagagecontrole met een welwillende variant van bejegening toespreekt?
Hoe krijg je gedaan dat de cateringmedewerker bij een spontaan georganiseerde borrel rond een verworven grote order uit zichzelf prosecco en een feestelijke aankleding ritselt? Hoe zorg je dat de verhuizer bij het contact met een ontredderde vrouw-des-huizes meer doet dan zijn checklist afwerken?
Dan helpt het ongetwijfeld als de verantwoordelijke inkoper en verkoper oog hebben gehad voor de meerwaarde van het partnership toen ze afspraken maakten. En nog meer dat ze bewust ruimte hebben geschapen in het day-to-day contractmanagement om op basis van wederzijds respect en begrip voor elkaars belang op onvoorziene situaties samen creatief in te springen.
Partnership in slechte tijden
Bovenstaande is al een uitdaging in goede tijden. Maar als partners trouwen, beloven ze elkaar trouw en steun in goede én slechte tijden. En die slechte tijden komen in veel huwelijken wel een keer voorbij. Op dat moment tellen de regels van de burgerlijke stand, met een ‘ja’ bekrachtigd, toch minder dan de ondefinieerbare band en het ongrijpbare vertrouwen die gegroeid kunnen zijn in een partnership van hoofd, hart en handen.
Bij zakelijke dienstverleningsovereenkomsten zijn er doorgaans ook wel eens slechte momenten, waarin de relatie getest wordt. Maar in de huidige coronatijd is het echt volop raak!
In slechte tijden van een huwelijk tellen de regels van de burgerlijke tand toch minder dan de band en het vertrouwen die gegroeid zijn in een partnership van hoofd, hart en handen
Een groot aantal organisaties verkeert in ernstige onzekerheid, en over een breed front verkeren bedrijven in existentiële nood. En in nood leer je je vrienden kennen. Welnu, dan zie je in de werkelijkheid ook zeer verschillende reacties.
In het oog springt de kortzichtigheid van bedrijven en organisaties die hard en rücksichtslos snijden in hun inkoop en hun contracten, eenzijdig tarieven afschalen zonder overbruggingsafspraken, betaling eenzijdig uitstellen, overeenkomsten zonder overleg opzeggen, enzovoorts. Gelukkig zie je ook organisaties die in de uitbestedingsketen zorgvuldig handelen, in overleg treden met hun zakenpartners over oplossingen, creativiteit en gezamenlijk meedenken.
Onder meer winkelketen Action haalde zich de woede van veel mensen op de hals toen de leiding bij het begin van de coronacrisis eenzijdig aankondigde leveranciers in het vervolg pas binnen negentig dagen te betalen, in plaats van binnen zestig.
Vertrouwen
In deze barre tijd komt het voor dienstverleners aan op de kwaliteit van de diverse partnerships. Ze ontlenen weinig steun aan de teksten in de contracten en al helemaal niets aan de afgesproken KPI’s.
In zijn boek Moreel kapitaal, de verbindingskracht van de samenleving uit 2009 schetst Roel Kuiper, hoogleraar Christelijke Identiteit aan de Theologische Universiteit Kampen, dat in onze moderne postliberale wereld vertrouwen is weg georganiseerd. Processen van wederkerigheid, waarin vertrouwen groeit tussen mensen, hebben we laten overnemen door de overheid met regelgeving) of door de markt (met contractuele relaties).
‘We hebben vertrouwen als “trust” helemaal opgesloten in de privésfeer en laten verslonzen’, aldus Kuiper. Hij roept op om de verbanden waarin moreel kapitaal wordt overgedragen te versterken, om de plekken waar mensen voor elkaar zorgen en er voor anderen zijn te koesteren.
In deze barre tijd komt het voor dienstverleners aan op de kwaliteit van de diverse partnerships. Ze ontlenen weinig steun aan de teksten in de contracten en al helemaal niets aan de afgesproken KPI’s
Nu, in de coronacrisis zien we dat er spontane acties zijn waarin de ‘helden’ , de doktoren, de verpleegkundigen, de schoonmakers, de agenten, de treinmachinisten, al de werkers die het land draaiend houden, worden toegezongen en applaus krijgen. Zij krijgen nu brede maatschappelijke waardering, en waarom? Omdat ze uit zichzelf de zorg voor anderen als primair belang zijn gaan zien, omdat er in hun werkverbanden een appel is gedaan op morele waarden, omdat collegialiteit en de zorg voor hun cliënten, het gevoel van partnership, in het moment sterker werkten dan de regels uit hun cao of arbeidsovereenkomst.
Oude waarden als vakmanschap, beroepseer, roeping en naastenliefde blijken gelukkig nog voldoende aanwezig te zijn bij veel mensen nu de nood aan de man is. Maar ik geloof niet dat de marktmechanismen van onze post-liberale maatschappij hieraan iets hebben bijgedragen.
Partnership als opgave
Als we teruggaan naar de elementen van partnership uit de inleiding, dan volgen daaruit de aanbevelingen aan organisaties en aan mensen, om gezamenlijk beter uit deze crisis te komen :
- zoek de ander op ( kan ook digitaal) , bespreek wat je idee , voorstel, beslissing is, schep geen voldongen feiten zonder overleg
- denk voorbij vandaag, in de toekomst heb je elkaar weer nodig
- denk je in in je (zaken)partner, denk mee, zorg voor elkaar
- denk aan continuïteit, kijk over de heg, borg professionaliteit, kwaliteit en veiligheid voor de toekomst
- meer dan geven en nemen, zoek optimalisaties voor beide partijen, gezamenlijk en apart, maak scenario’s, laat het niet op je af komen
- houd je aan afspraken, pas toe of leg uit
- werk zonodig beheerste ( “gemanagede”) exit uit, denk aan overgangsmaatregelen (zie onder c)
Bij dit alles passen geen gedetailleerde regeltjes. Althans: die gaan niet werken. Het gaat om de principes die ten grondslag liggen aan het ‘contrat social’, het maatschappelijk verdrag, zoals ooit door Jean-Jacques Rousseau geïntroduceerd in zijn boek Du Contrat Social, ou Principes du Droit Politique uit 1762.
Oude waarden als vakmanschap, beroepseer, roeping en naastenliefde blijken gelukkig nog voldoende aanwezig bij veel mensen. Maar ik geloof niet dat de marktmechanismen van onze post-liberale maatschappij hieraan iets hebben bijgedragen
Met dit verdrag kan de mens zijn krachten verenigen met die van anderen en moet in zijn handelen de behoeftes van de samenleving zich eigen maken: ‘Wat goed is voor de samenleving is daarmee goed voor mij’. Deze principes en dit morele appèl moeten mijns inziens uitgangspunt zijn bij het zakelijk handelen op macro-, meso- en microniveau.
We zien dat er op veel plaatsen helden zijn opgestaan, vaak op individueel microniveau. Laten onze leiders van organisaties, bedrijven en overheden dit goede voorbeeld overnemen en juist in deze coronacrisis denken en handelen vanuit verantwoordelijkheid voor van hen afhankelijke mensen en organisaties: partnership in goede en slechte tijden.
Tags: Code verantwoordelijk marktgedrag, Coronacrisis, Partnership
Geplaatst op 30 April, 2020
Essay 4 werken we op basis van principes of regels?
Netjes de opgestelde regels volgen is vaak gemakkelijker dan kijken naar de achterliggende principes van die regels. Maar dat laatste levert ook vaak meer inzicht op.
Onlangs werd in de Commissie Normstelling, die gaat over de erkenning van goede doelen-organisaties in Nederland, door professor Hans Gortemaker een lans gebroken voor de benadering “principle based” , in plaats van “rule based”. Dat heeft me aan het denken gezet.
De discussie over werken op basis van regels of op basis van principes neemt volgens mij toe. De roep om minder regels wordt meestal sterk ondersteund door de wens om te werken op basis van meer algemene waarden, principes en afspraken, zodat er ruimte is voor een gewogen interpretatie.
Oorspronkelijk komt deze discussie uit de wereld van de accountancy, waar er een redelijk fundamenteel verschil van aanpak is tussen de Amerikaanse en Angelsaksische praktijk enerzijds en de Europese praktijk anderzijds. In extremis wordt dit geïllustreerd in de Enron-zaak. Management en accountants hielden heel lang vol dat voldaan werd aan alle regels, terwijl voor betrokkenen al lang helder was, of in elk geval had moeten zijn, dat er iets fundamenteel niet deugde.
De vraag kan gesteld worden waar een accountant meer zuiverheid aan kan ontlenen: het checken van de bestaande regels en afvinken van de vragen of het gewetensvol wegen van de grondprincipes in hun praktische uitwerking op de casus. Deze stammenstrijd is, naar ik begrijp, nog steeds aan de gang. Maar aan deze kant van de Noordzee lijkt er een voorkeur en een praktijk te zijn gegroeid die een zwaar accent legt op het zorgvuldig toetsen van principes.
Anderzijds zal er ook bij een principle based benadering altijd behoefte zijn aan duidelijkheid en helderheid, en daarbij kunnen regels en normen die meetbaar en eenvoudig toetsbaar zijn zeker bij helpen. In het onderstaande laat ik dit thema, of anders dilemma, los op een aantal andere werkelijkheidsgebieden.
1) De opleiding tot predikant
In het Doopsgezind Seminarium, verbonden aan de VU, is een curriculum vastgesteld waarin een diversiteit aan vakken verplicht gesteld is als basis voor de Mastertitel. Daarbij zijn er vakken die als basis dienen voor het proponentschap, op grond waarvan iemand beroepen kan worden als predikant van een gemeente. Denk aan vakken als predikkunde (chiquer gezegd: homiletiek), bijbelse theologie, filosofie, systematische theologie, enzovoorts.
Deze eisen zijn vertaald in studiepunten per vak, verplichte werkgroepen, exameneisen, eindtermen en assessments, in steeds meer detail in de loop der jaren. Uit het oogpunt van kwaliteitsbewaking is het ook goed dat hier de hand aan wordt gehouden.
Tegelijkertijd zien we een enorme ontwikkeling en verandering in de praktijk van de levende gemeenten. We zien een leegloop van de traditionele kerken, tal van experimenten met liturgie, verbreding naar zingevingsvraagstukken, het ontstaan van ‘Theopoetics’, en baanbrekende veranderingen in het publiek discours over de grenzen van vrijzinnige theologie.
We willen nog steeds dat de academische opleiding mensen kwalificeert voor het prachtige beroep van predikant, maar alleen vasthouden aan de regeltjes van de bestaande vakken is daarvoor onvoldoende. We moeten terug naar de vraag wat er nodig is om aan de universitaire norm te voldoen en wat er nodig is om aan de eisen van de praktijk te voldoen.
Als theologie over twintig jaar nog relevant wil zijn moet ze mijns inziens bereid zijn fundamenteel naar de principes te kijken, met een contextuele bril, en met respect voor de traditie. En respect voor de traditie is nu juist niet alles letterlijk nemen wat ooit is opgeschreven, vastgelegd, geloofd en voorgeschreven, maar ernstig onderzoek doen naar wat de onderliggende grondprincipes zijn.
2) De Code Verantwoordelijk Marktgedrag
De Code Verantwoordelijk Marktgedrag richt zich op het beïnvloeden van partijen in de markt van facilitaire dienstverlening aan de ‘voorkant’, zodat er beter sociaal beleid voor de uitvoerende medewerkers aan de ‘achterkant’ mogelijk is. Daartoe hebben zich 1430 opdrachtgevers, opdrachtnemers, intermediairs en vakverenigingen verenigd en de principes uitgeschreven in een Code Verantwoordelijk Marktgedrag.
In de Code hebben we ons vastgelegd op een aantal leidende principes en doen we een sterk moreel appèl op de marktpartijen. Tegelijkertijd is er vanaf het begin ook een behoefte aan enkele duidelijke toetsbare regels.
Die regels hebben in elk geval beperkingen: de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet er op toe dat er door de aanbieders in de markt geen afgestemd gedrag wordt gepraktiseerd. Gemeenschappelijke productiviteitsnormen zijn dus uit den boze, want dan zondigen we tegen het mededingingsrecht.
Maar soms is het best prettig om een heldere norm mee te geven. Zo stellen we in de Code dat een opdrachtgever op zijn minst één keer per jaar in gesprek moet gaan met de uitvoerende medewerkers, die ‘achter de knip’ in uitbesteding voor hem werken, om zich er in persoonlijk contact van te vergewissen hoe er met hen wordt omgegaan en hoe zij de werkomstandigheden beleven.
Vanuit de praktijkmensen is er steeds een roep om meer concrete normen. Tegelijkertijd proberen we vanuit het bestuur om de onderliggende principes, die van morele aard zijn, niet te laten ondersneeuwen.
3) Hoechst Vlissingen
In 1994 pleegde een medewerker van het chemische bedrijf Hoechst Vlissingen (een bedrijf met toen zo’n duizend medewerkers) suïcide, nadat hij beschuldigd was van het ontvreemden van geld uit de kas van de beveiliging. Hij was op staande voet ontslagen, in verwarring thuis aangekomen en opgenomen in een inrichting. Daar was er, tegen het beleid in, geen toezicht op hem. Hij benam zich daarop het leven.
Dit gaf natuurlijk enorme consternatie in het bedrijf. Er waren grote vragen over de gang van zaken, er was een schuldvraag en er heerste algemene rouw onder management en werknemers. In dat klimaat ontstond de behoefte aan een krachtig bedrijfsreglement waarin duidelijk zou worden vastgelegd wat de normen, waarden en regels van het bedrijf waren. Een ethisch reglement zogezegd.
Er waren namelijk bij het nadere onderzoek dat ik toen moest doen nogal wat zaken boven tafel gekomen rond kleine en grote ethische dilemma’s. Is het oké als een onderhoudsmonteur een keer gereedschap mee naar huis neemt? Mag je het kopieerapparaat gebruiken voor een mededeling van de lokale voetbalvereniging (met of zonder vergoeding)? Mag de directeur de schroefas van zijn boot even door de technische dienst laten checken? Enzovoorts, enzovoorts.
Ik heb toen intuïtief gekozen om dit ethische reglement niet te laten worden tot een set zeer concrete regels, met bijbehorende één op één sancties, maar om het te houden bij principes, voorbeelden en procesafspraken. Voor de sanctionering pleitte ik tot een steeds afgewogen oordeelsvorming.
Het proces van opstellen en bespreken van deze set waarden, normen en regels had op zichzelf destijds al een louterend effect, al bleef de wond lang pijnlijk voelbaar. Ik was me toen nog niet eens bewust van de discussie over principes versus regels, maar achteraf ben ik blij dat we niet tot een regelgedreven reglement zijn overgegaan. Ik bewaar ook zeer goede herinneringen aan de gewetensvolle manier waarop vakbonden, ondernemingsraad, directie en personeel hierover met elkaar in gesprek zijn gegaan, onder het motto: “Dit nooit meer.”
Principes of regels
Ik hoop dat de accountants zich niet laten ontregelen door alle recente strenge onderzoeken van toezichthouders en (blijven) kiezen voor gewetensvolle zorgvuldigheid in plaats van risicomijdend vinken.
Ik hoop dat studenten theologie de beste mix van basiskennis en fundamenteel vrijheidsdenken meekrijgen op seminarie en universiteit. Ik hoop dat de Code Verantwoordelijk Marktgedrag met een moreel appèl ook praktische gedragsverandering te weeg brengt. Ik hoop dat ethische discussies in bedrijven over het ‘echie’ gaan, en niet verzanden in komma’s en punten.
Om mijn onvergetelijke oude baas bij de Hodon Groep, (wijlen) Ton Funke Küpper, te citeren toen hij door de regelvaste Ondernemingsraad werd uitgedaagd helderheid over de regels te verschaffen : “U moet kiezen: duidelijkheid of inspraak.”
Geplaatst op 11 March, 2020
Tijd van leven
Begrip van tijd
We leven in de tijd, die ons bijna als vanzelfsprekend begeleidt terwijl we onderweg zijn. Vanaf onze eerste bewuste beleving is de overgang van dag naar nacht en omgekeerd een gegeven. Een ritme van eten, wachten en slapen voegt zich daar langzaam in, en wat later horen we van de seizoenen, verjaardagen en leren we klokkijken. We leren met de tijd omgaan, maar de vraag “wat is tijd eigenlijk” is niet eenvoudig te beantwoorden. Tijd is wel in zijn effect te beschrijven, maar éénduidig definiëren is een slag moeilijker.
Als eerste komt boven dat tijdbeleving het verschil tussen verleden, heden en toekomst is. De tijd loopt maar één richting op, en kan niet terug, ook niet teruggedraaid worden. Er zijn wel wiskundige beredeneringen van modellen waarin de tijd in theorie ook kan teruglopen, maar dat wordt naar de huidige stand van de wetenschap als uiterst onwaarschijnlijk beoordeeld. Interessant is dat de beleving van verleden, heden en toekomst tussen mensen aanzienlijk kan verschillen. Zo is in de chinese cultuur het verleden zwaarwegend, en in de amerikaanse cultuur de toekomst, natuurlijk met grote individuele variaties. De laatste jaren is er meer nadruk gekomen op het beleven van het heden, door meditatie, mindfullness, yoga e.d. proberen we het moment in het heden, in het hier en nu, bewust te beleven. En te voorkomen dat het verleden zonder pauze wordt opgevreten door de toekomst.
Tijdsbeleving
Er is een subjectieve tijdsbeleving. De jaren van onze jeugd en middelbare schoolperiode lijken vol gestoffeerd met ervaringen en herinneringen, en beslaan een veel omvangrijker tijdsduur dan de jaren als we ouder zijn, waarin de seizoenen veel sneller lijken te gaan. Eeuwenlang heeft de mensheid aangenomen dat er een objectieve, universele, tijd bestaat : de wereld van de natuurkundige Newton kende een driedimensionale ruimte en een universele tijd. In de 20eeuw heeft Einstein met de relativiteitstheorie dat model van denken op losse schroeven gezet. Tijd blijkt relatief te zijn, en samen te hangen met locatie/ruimte, en te veranderen onder invloed van snelheid van beweging en ook zwaartekracht. Deze relativiteit is wel te beredeneren (op zich moeilijk genoeg!), maar toch heel moeilijk invoelbaar, in beelden te vangen, voor ons, eenvoudige stervelingen.
Eeuwigheid
Tijdloosheid en eeuwigheid hebben de mensheid altijd gefascineerd, en in religies hebben deze begrippen een vooraanstaande plaats gekregen. Als je onder eeuwigheid niet oneindige tijdsduur bedoelt maar tijdloosheid, dan leeft diegene eeuwig die volledig in het nu opgaat, in het nu leeft. Er zijn beschrijvingen van mensen die zó verdiept geraakt zijn in meditatie dat ze , achteraf, het gevoel beschreven dat de tijd stilstond, dat ze opgingen in het moment. Ook is beschreven in studies van bijna-doodervaringen dat in retrospectief het hele leven in één flits werd herbeleefd. In ons woordgebruik is deze interpretatie bijna ongemerkt binnengeslopen :”het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen“ of , nog pregnanter : “uit de tijd zijn”.
Augustinus schrijft over de relatie tussen mens en God als een relatie tussen tijd en eeuwigheid. Wat stelt mensentijd voor in vergelijking met God’s eeuwigheid? Augustinus stelt dat God zich boven de tijd verheft, doch tevens in de tijd staat: uw heden is eeuwigheid, en uw jaren zullen niet ophouden.
In de postmoderne tijd noemen theologen God vaak “ de Eeuwige”, waarmee het tijdsapect een essentieel onderdeel van het Godsbegrip is geworden.
Essentie van leven in de tijd
Grip krijgen op het leven, doordringen tot de zin van het leven, heeft m.i. een begrip van de tijd nodig. Als je het gevoel hebt dat de tijd als zand tussen je vingers glipt, dan is de voortgaande tijd je de baas geworden. En voortgaan zal de tijd. Onvermijdelijk tot aan het einde van het leven. Dat einde is tot op zekere hoogte in de tijd te beheersen, door gezond te leven en door goede medische zorg, te verlengen, ongelukken en ongevraagde ernstige ziektes daargelaten, maar het komt zeker. Is dan je perspectief dat je voordien echt gelééfd moet hebben, alles eruit gehaald, of dat je een goed mens bent geweest voor je naasten, of dat je jezelf, je talenten, je opdracht, verwerkelijkt hebt? Of is je perspectief dat je hergeboren wordt, dat je in het hiernamaals zal worden opgenomen, dat je pas na je leven tot je bestemming komt? Of dat het er niet toe doet?
Essentieel voor leven is het beleven, het handelen, het denken. Met hoofd, hart en handen in het volle leven deelnemen. En voor al deze dingen is tijdsverloop nodig : beleven is per definitie een proces. Zonder tijdsverloop zijn we niet in staat te voelen, te ruiken, te proeven, onze gedachten te laten gaan. Als we ons voornemen diep in het moment in te dalen, het hier en nu ten volle te beleven, fundamenteel na te denken, te reflecteren op goed en kwaad : dit alles lukt slechts onder voortgaande tijd. En die willen we op onze beste momenten vasthouden, beetpakken, niet verloren laten gaan. Liefst stilzetten, maar stilstaande tijd maakt beleving onmogelijk.
Dit is een paradox : om de tijd te overwinnen , moet je intens terug naar het moment, daar het beste van maken : liefde geven, waarde scheppen, voluit beleven, versmelten, bidden, zingen en nog veel meer. En al deze dingen zijn slechts mogelijk dank zij het verloop van de tijd. Die paradox is niet eenvoudig oplosbaar. Dan is het goed om te bedenken dat je dit niet allemaal zelf bewust hoeft te regelen, te plannen , te conditioneren. Je mag er vanuitgaan dat het je zomaar, soms, overkomt, dat het je onverwacht wordt aangereikt, dat het je door anderen wordt doorgegeven. In orthodoxe termen : dat het je als genade wordt toebedeeld. In existentiële woorden : dat het je toevalt.
Pijn
Soms werkt de tijd schrijnend. In onze vriendenkring heeft een jonge moeder de diagnose uitgezaaide kanker te horen gekregen. Plotseling staat er een streep getrokken tussen haar en het leven: haar tijd is beperkt en bezwaard. Haar familie staat van de ene op de andere dag in de verzorgingsstand, zij wordt geconfronteerd met pijn, onzekerheid en het naderende einde. Wat staat er nog te doen, te beleven, te denken? Geloof, hoop en liefde, zeg ik Paulus na en van deze het meest de liefde. Van haar familie, haar naasten en, op afstand, maar zeker ook, van ons. Maar de pijn blijft steken.
Tijd gebruiken
Tijd van leven : zolang we leven is de tijd erbij, erin, er doorheen. De tijd is beperkt, maar de tijd is ook het unieke voertuig voor het beleven van de essenties die het leven bepalen. We weten niet wat tijd precies is, we hebben geleerd naar de klok te kijken, we meten de tijd met een atoomklok tot op microseconden nauwkeurig, maar als we niet opletten stroomt hij als water naar de zee. Wat we met die tijd, in die tijd, doen doet ertoe. Het is niet gedetermineerd door de natuurwetten, het ligt niet geheel vast in onze genen en ons onderbewuste : er is wel degelijk ruimte voor eigen beslissingen over wat je doet in en met je leven. Deze vrijheid is kostbaar, en het is de moeite waard er meer mee te doen dan “ op vrijdagavond te basaalmetaboliseren voor de buis aan een infuus met borrelnootjes”. Overigens : natuurlijk heb ik niets tegen af en toe laag bij de gronds ontspannen, maar als het dominant wordt in de levensstijl, dan zou ik me zorgen gaan maken. Laat die vrijheid ook weer niet als een dure verplichting, als een zwaard van Damocles, boven je hoofd hangen : je keuzes tellen echt, ze doen ertoe,maar je mag je laten leiden door je gevoel en je verstand en ook wel door het moment, en door je omgeving, en ook door de onverwachte aanraking die je af en toe overkomt. Dan “weet” je ineens : dit is een essentie, dit is waarvoor ik leef. Voor sommigen heet dit “aangeraakt door de Eeuwige”, voor anderen “existentiële beleving”, of “zelfverwerkelijking”.
Tijd van leven
Onze tijd hier op aarde is beperkt, maar is tegelijkertijd ons grondmateriaal , een noodzakelijk instrument, een unieke kans, een opdracht wellicht, om er iets van te maken en we mogen hopen om in die missie opgetild te worden.
Geplaatst op 6 January, 2020
Over water lopen
Op zondag fiets ik, als ik in Amsterdam ben, graag over het Museumplein, onder het Rijks, langs de Spiegelgracht naar het Singel, naar de doopsgezinde schuilkerk. Achter een grachtenpand, door een besloten gang, bereik ik dan een grote, sober ingerichte kerkzaal. Door hoge ramen valt ruim licht naar binnen, een fraai ingebouwd orgel onthaalt me op klanken, die me uit mijn vroege jeugd vertrouwd klinken. De zaal vult zich stilaan met bekende en onbekende mensen, dan begint de dienst in een eenvoudige liturgische vorm. Ik doe mee, ik luister, ik zing, ik zeg het onze vader mee op, ik overdenk de week, ik voel me op mijn plaats en ik twijfel.
Natuurlijk twijfel ik, en ik ben niet de enige. Steeds minder mensen geloven, de deelname aan kerkelijke activiteiten loopt sterk terug in Nederland, in het maatschappelijk debat speelt de kerk vrijwel geen rol meer en de theologen hoor je bijna niet meer. De letterlijke teksten uit de bijbel bevatten vaak achterhaalde verklaringen voor natuurverschijnselen, onwaarschijnlijke wonderverhalen, merkwaardige opsommingen van afstammingslijnen en ook wrede oorlogsverhalen met “foute” inzet. Natuurlijk weten moderne dominees die verhalen contextueel te relativeren, en via associaties en narratieve interpretaties zodanig te draaien of om te keren dat er nog iets zinvols uit af te leiden zou kunnen zijn, maar ik twijfel.
Tegelijkertijd is de waarde en het belang van mijn ( manier van) geloven zo groot, zo fundamenteel in mijn verlangen verankerd dat ik er graag continuiteit aan wil geven. Als in de bijbel gesproken wordt over Jezus, die over water loopt, dan kan ik dat alleen als metafoor opvatten. Op mijn fietstocht op de heenreis langs de grachten zie ik rondvaartboten door het water snijden en de gedachte om daar op te lopen is absurd. De wortels van het christelijk geloof liggen in een ver verleden, zijn gestold in de boeken van het oude en nieuwe testament, en in de kerktradities van generatie op generatie doorgegeven, aangepast en qua vorm vernieuwd. De vraag die mij bezighoudt : is het mogelijk om een vorm van geworteldheid vast te houden, en tegelijkertijd de ongerijmdheden, de inconsistenties en de dogmatische verstarringen af te wijzen?
Het denken over God is een ankerpunt in de vaststelling van wat iemand gelooft. Het spreken over God staat in het recente christelijke discours open voor een steeds groeiend en soms ook krimpend inzicht. Postmoderne christenen hebben verschillende godsbeelden en ik stel voor om daarbij niet naar 1 definitie in het spreken over God te streven. Er zijn m.i. vele manieren om God te verstaan, te denken, te bespreken, maar wie of wat God is laat zich niet zomaar vast zetten in woorden of beelden. In mijn beleving ervaar ik soms, en dat is echt niet vaker dan “af en toe”, iets dat het hier en nu overstijgt, iets van transcendentie : in het moment een inspiratie, een gevoel van zingeving “dit doet er echt toe”. Dan lijkt het of je wordt aangeraakt door iets of iemand, dat je wordt opgetild boven het aardse, dat je iets herkent, wat jou tot dan toe onbekend was. Deze transcendente ervaring heeft waarschijnlijk een verband met de eeuwenoude zoektocht naar zin en oorzaak, zoals die uit de mond der profeten is opgetekend. Op de vraag “geloof jij in God” is derhalve naar mijn mening geen zinvol antwoord te geven in termen van ja of nee.
Het goddelijke is steeds verrassend aanwezig tussen ons, om ons heen of ons vooruit. Wel veronderstel ik dat ik Gods aanwezigheid kan herkennen in de mens Jezus. In de verhalen over hem zie ik iemand die een passie had voor gerechtigheid voor alle mensen, die de liefde voor de ander in het centrum van het universum plaatste. Zo is hij een “spiegel van God “. De dichter J.W. Schulte Nordholt wist dit met zijn poezie veel dichter te benaderen dan met ( mijn) proza mogelijk is :
Denkend over God en mij
Als ik God zeg dan bedoel ik niet
al de bomen met hun hoofd omhoog,
en de zon niet met zijn gouden oog,
en de hemel niet en het verschiet,
en niet binnenin het warm gevoel
als ik aan de grens des levens sta,
en het duister niet waarin ik ga.
God ik weet het niet wat ik bedoel.
Ik bedoel, want eindeloos probeer
ik te zeggen wat ik zeggen wil,
ik bedoel een licht dat niet bestaat,
ik bedoel een goddelijk gelaat
dat onzichtbaar is, de stem zo stil
dat ik hem niet hoor als ik hem eer.
Ik twijfel dus als ik naar de letterlijke teksten uit de bijbellezing luister, als ik een stellig lied meezing, als ik in de preek de dominee op zijn kop zie staan om een onwaarschijnlijk wonderverhaal nog een zinvolle draai te geven etc. etc. Maar ik doe mee als er gezocht wordt naar diepere betekenis, als er geluisterd wordt naar inspirerende verhalen, als er gemediteerd wordt in een stil gebed.
Als we zeggen dat we in de christelijke traditie staan realiseren we ons tegelijkertijd dat geloofsbeleving en –vorm aan verandering onderhevig is. Daarom telt de eigen beleving, de eigen vorm, terwijl er toch een verbinding is met de generaties voor ons. Dit kan tot uitdrukking komen in de toetreding tot een geloofsgemeenschap op grond van een zelf geschreven belijdenis, die in volledige persoonlijke vrijheid wordt geformuleerd. En bij de doopsgezinden gecombineerd wordt met de volwassenendoop. Het kan ook tot uitdrukking komen in de manier waarop met hart, hoofd en handen praktisch invulling wordt gegeven in het dagelijkse leven. Geloven met het hart gaat over de ervaring van de spirituele verbinding van de mens met God, het hogere : het openstellen van jezelf voor wat de mens overstijgt, het transcendente, wellicht ook het mysterie. Het is verbonden met de ervaring van het centrale begrip liefde ( het belangrijkste gebod), met vertrouwen, met hoop en met vrede met onszelf, de naaste en de vreemde. Geloven met het hoofd komt tot uitdrukking in de persoonlijke belijdenis, kritische reflectie, luisteren( ook naar de preek : ) ), verbinding te zoeken met de rationele wereld waar we deel van uitmaken. Geloven met de handen is een levenshouding waaruit voortvloeit dat we in de wereld een actieve bijdrage geven aan goede doelen, aan hulp van onze medemensen, en door in woord en daad vrede te “doen”, zowel op micro- , op meso- als op macro-niveau.
Op het doopsgezind seminarie, verbonden aan de Vrije Universiteit, zijn wij, docenten en curatoren, met deze materie dagelijks aan het worstelen. Daarbij hebben we 4 prioriteiten gekozen :
Verleden : studie van onze geloofswortels door de eeuwen heen, wat leren we van onze voorouders
Vrede : hoe ziet het christelijk vredesgetuigenis eruit, hoe dragen we aan vrede bij
Vrijheid : welke ontwikkelingen zien we in de vrije ontwikkeling van geloof, wat is de verbinding met de filosofie
Vakmanschap : welke competenties heeft de moderne predikant nodig in een seculiere wereld
De tijd dat seminarie of universiteit vanuit de ivoren toren waarheid en wijsheid over predikanten, gelovigen en de wereld uitstortte ligt ver achter ons. Onze theologen staan midden in een veranderende maatschappij en zien dagelijks dat het geloofsmodel ( in universitaire terminologie : het paradigma) anders is of moet. Ik mag daar aan bijdragen, vanuit mijn twijfel, en vanuit mijn diepgewortelde overtuiging dat ik in mijn vrijzinnige geloof verbonden ben met een lange traditie.
Na de kerkdienst neem ik meestal een andere route terug naar huis, langs Leidsegracht, over het Leidseplein en door het Vondelpark. Over het water in de gracht wordt nog steeds niet gelopen, bij het Leidsebosje verkeert in de boom een beeldje van een man die de tak doorzaagt waarop hij staat, en in het park staat prominent Vondel die ooit het gedicht “Credo” schreef, dat als volgt eindigt :
“Dit is ’t Apostelijk geloof
dat niemand ons hiervan beroof”
Geplaatst op 6 January, 2020